Het FotoMuseum: een pleidooi voor licht

Het FotoMuseum van de Provincie Antwerpen: er lopen prachtige exposities, er komen veel bezoekers, er is een uitmuntende bibliotheek, de collectie is van wereldniveau en de zevenendertig mensen die er werken, worden op tijd betaald. En toch wordt er geklaagd over de werking. Wat is het probleem?

Ik vraag het aan fotografen, aan medewerkers, aan toevallige bezoekers, aan collega’s en een paar directeurs van andere musea. Het lijkt moeilijk te zeggen. Niets is objectief. Het zijn kleinigheden, zogezegd. Menselijkheden. Bijvoorbeeld: een fotograaf die van zichzelf weet dat hij belangrijk is in de Belgische fotografie, vindt het ergerlijk dat hij bij de receptie en zelfs bij de secretaris van de directeur zijn naam moet spellen. In zijn ‘eigen museum’ is hij Pietje Onbekend. Het lijkt ‘kleinmenselijke’ kwaadsprekerij over een museum dat op zich goed draait, maar dergelijke feiten wekken agressie.

52_DeVos_fotomuseum2.jpgZe zouden het symptoom zijn van een dieperliggend probleem: in het FotoMuseum zijn nog weinig mensen actief die op de hoogte zijn van wat er leeft in de Belgische fotografie, en zij die het weten gaan straks – iets te vroeg – met pensioen. Is dat erg? Neen, en ja.

STERREN IN DE SPOTLIGHTS

Het is een internationale trend in de wereld van de fotografie. Er zijn enkele sterfotografen die iedereen kent van tv en uit de geschreven pers. Op het net flikkeren miljarden foto’s, maar die zijn niet geordend en zonder hiërarchie. Musea en media zouden hun gezag moeten aanwenden om in die wilde chaos structuur te brengen, maar er is tijd- en geldgebrek, en zeker ook weinig ambitie. De kunstredacties nemen vaak de namen van andere redacties over. Enkel in hun weekendmagazines geven ze een beetje ruimte aan jong talent; dat is trouwens goedkoop.

Ook fotomusea organiseren haastige, goedkope en hoffelijke correcties op die nieuwe star-tendens. Ze geven totaal onbekende fotografen de kans hun werk te laten zien, weliswaar in een groezelige zijruimte of op het net. Tegelijk is de stroom van mediatisering onmiskenbaar. Het is een tijdsziekte. Meer nog, een epidemie. Er is reden om te klagen, ook over het FotoMuseum. De grootste groep fotografen – serieuze mannen en vrouwen met visie en ervaring, die fotografie bedrijven als een kunst – voelt zich miskend.

Het is onzindelijk om zich bij die tendensen neer te leggen. De zoektocht naar echte kwaliteit is een opdracht van een museum. Kennis is daarbij hoogst belangrijk: kennis van de geschiedenis, kennis van de veld, mensenkennis ook. Dat vergt niet alleen tijd (en dus geld), maar ook inzet en bekwaamheid. Medewerkers van musea moeten bereid zijn te studeren, onafhankelijk te denken en nooit tevreden te zijn. Niet alleen in functie van wat er internationaal leeft, maar ook in functie van het lokale en zelfs de zogenaamde ‘kleinmenselijkheden’. 

Een geschiedenis

In de jaren 1970 was er een fotoafdeling als onderdeel van het Zilvermuseum in het Sterckshof in Deurne: een paar kamertjes met een krakende plankenvloer, enkele foto’s en kasten met fotogerei. Veel kwam uit de archieven van de Gevaertfabrieken in Mortsel. Eén jonge snaak verzorgde de foto’s en het beeld, een ander het fotogerief. Daarna sluimerde de collectie vele jaren op een appartement aan de Karel Oomstraat, niet toegankelijk voor het publiek. Daar hebben die jongens gewoon een staatsgreep gepleegd. Ze lieten op eigen houtje briefpapier drukken met ‘Fotomuseum Antwerpen’. Het onoplettende provinciebestuur dacht dat het al bestond. Zo kwam er een autonoom fotomuseum.

Men kan boekdelen schrijven over de zoektocht naar een geschikte locatie voor het museum, dat in alle stilte over een groeiende en wereldvermaarde collectie was gaan beschikken. Het historische stapelhuis aan de Waalse Kaai is uiteindelijk een goede keuze gebleken. Het FotoMuseum zorgde er mee voor een nieuw elan op het Antwerpse Zuid, met later ook zijn  kunstgalerieën, het M HKA, een stuk rechtbank en een hele resem horecazaken. Ook het museum zelf ging erop vooruit. Er kwamen grote verbouwingen, de expositieruimtes werden groter, men metste twee auditoria, een fotocafé, een shop ... Het kostte een fortuin en daar moest tegenover staan dat het museum nu aantrekkelijker moest zijn voor meer volk.

WISSELS VAN DE WACHT

Het FotoMuseum kende vele directeurs: allen crisismanagers om – eindelijk – orde op zaken te stellen. Al hun beginselverklaringen leken op elkaar: ‘het museum wil een ontmoetingsplaats zijn’, ‘de fotografie moet in haar volle breedte belangstelling krijgen’, ‘er moet een lage drempel komen’ en ‘het mag niet te veel kosten’. De vorige directeur, Christoph Ruys, was fotograaf van opleiding, had feeling voor commerce en tegelijk de neiging om de foto’s te ondersteunen met filosofische teksten en beschouwingen. Hij gaf het museum enige uitstraling, maar deed ook een paar betwistbare keuzes. Hij schafte het tentoonstellen van de vaste collectie af. Fotografie moest meer gericht zijn op de toekomst dan op het verleden. Ruys was vooral begaan met de modieuze aspecten van fotografie – niet toevallig was hij vanaf 2006 tegelijk directeur van het ModeMuseum. Hij had een nogal nadrukkelijke eigen voorkeur. 

52_DeVos_fotomuseum.jpgToen Ruys in 2008 ontslag nam, zocht het provinciebestuur een nieuwe directeur. Insiders waren er zeker van dat het nu eindelijk Pool Andries zou worden, een van die jongens die ooit nog in het Sterckshof werkten. Hij weet alles over het museum, en de fotografie in België en de provincie. Hij was vaak directeur ad interim, maar nooit echt. Ook in 2008 werd het niet Pool Andries. Omdat zijn grote kennis het elan van een steeds vernieuwend museum kon afremmen? Een jong team kan zich gehinderd voelen door iemand die zegt dat hun prachtige plannen niet nieuw zijn, en zelfs al dertig keer mislukten. Minder historie, minder ervaring werkt sneller.

Sinds drie jaar is Elviera Velghe directeur, naarstig en op haar manier. Ze verdiende haar sporen in het oude Groeningemuseum van Brugge en ontkent haar beperkte kennis van de fotografie niet. Ze is pragmatisch, wacht af, onderzoekt, kijkt en gedraagt zich vooral als een ‘museummadam’ met ervaring. Minder fotografie, meer museum. Minder Antwerpen, meer internationaal. Minder impulsief, meer berekend. Ik ben van oordeel dat eventuele kwalen niet zozeer met haar te maken hebben, maar wel met het tijdstip van haar aantreden.

BEDREIGINGEN

Het zijn woelige tijden. Alles wat de legendarische, socialistische Franse cultuurminister Jack Lang realiseerde voor de fotografie in de jaren 1980, is ondertussen gesloten en gesloopt. De grote landen geven het voorbeeld. Terwijl fotografie sinds de digitalisering van het beeld in principe een democratisch medium is geworden, wordt ze meer dan ooit gekoppeld aan naam en faam, aan geld en gedoe. Dat alles dringt ook door tot binnen de zware muren van het museum, dat ooit een pakhuis was van het rijke Antwerpen.

Als de verrechtsing (ook in de kunstwereld zelf) zich doorzet, belanden we in een gruwelijke situatie zoals in Nederland. Dan mogen we vrezen voor een vervlaamsing en voor besnoeiingen op alles wat avontuurlijk of kwetsbaar is. De Europese richtlijnen werken in diezelfde richting. Grote namen krijgen meer kansen; de kleine jongens zullen van de radar verdwijnen. Daar komt bij dat het debat over de status van de provincies de toekomst van elk provinciaal museum onzeker maakt.

Grote namen krijgen meer kansen; de kleine jongens zullen van de radar verdwijnen

Hoe daartegen strijd voeren? Het is van belang om je werking steeds opnieuw ter discussie te stellen. Wat is de taak van een museum wanneer we massa’s foto’s digitaal kunnen bekijken? Hoe ver reikt de educatieve opdracht? Wat moet er aangekocht worden, wat niet? Welk deel van het budget reserveer je voor wetenschappelijk onderzoek? Welke wetenschappelijke medewerkers werf je aan? Hoeveel toegevingen moet een museum doen om volk binnen te halen? Foto’s zijn vaak tegelijk ‘object’ en ‘beeld’: hoe gaat een museum daarmee om? Is het verantwoord om zeer oude en waardevolle foto’s te exposeren? Wat is de verantwoordelijkheid van de overheid? Wat is fotografie en wat niet meer? Hoe dan ook kan de fotografie nooit gereduceerd worden tot enkel kunst. Dat is, volgens Barthes, een truc om haar te ontkrachten. 

BOUWWOEDE

De fotomusea van Rotterdam en Charleroi liggen elk honderd kilometer verder, maar toch zijn het buren. De problematiek is er anders, maar hun directeurs klagen over dezelfde hamvragen. Ze nemen soortgelijke beslissingen, vaak pragmatisch. Georges Vercheval, oprichter van het Musée de la Photographie in Charleroi, is al enkele jaren met pensioen, maar hij weet dat de dingen onomkeerbaar veranderen. Alle musea werden groter, simpelweg omdat de foto’s groter werden door de digitale druktechnieken. Bezoekers willen overdonderd worden door zaalbrede fotografie. Dus kwamen er nieuwe bouwwerken, terwijl bij de heropening van zo’n vernieuwd fotomuseum wel eens blijkt dat er intussen een tendens is om de foto’s weer kleiner af te drukken. Veel musea zijn ondertussen te groot en te duur in onderhoud. Veel geld voor algemene kosten, minder voor de fotografie. De gebouwen zijn hongerige monsters.

52_DeVos_fotomuseum380.jpgEr was een tijd waarin het de mode was om telkens weer de grenzen van de fotografie met andere beeldende kunsten af te tasten (de 34500e curator die op dat idee komt, trakteer ik op een glas versgeperst fruitsap). Dat verklaart waarom de enorme zaal op de bovenste verdieping van het FotoMuseum nu tijdelijk de speelplaats is van het M KHA. Voor veel bezoekers is die situatie onbegrijpelijk. Ze is het gevolg van een te grote ruimte en overmoedige artistieke afspraken uit het verleden.

De musea zijn groot geworden en men verwacht er te veel van. Zeker een museum voor fotografie zou op den duur lichter en veranderlijker moeten zijn, minder gewicht moeten hebben. Zou het zich niet moeten beperken tot kwaliteitsbeelden, zonder zich iets aan te trekken van naam en faam? Alles in een museum heeft te maken met ‘durven selecteren’, met ongegeneerd en intuïtief denken, reageren en handelen. 

NOOD AAN BESCHEIDENHEID

Ook typisch voor deze tijd zijn de grote fotografiemanifestaties: men richt in een stad of streek een fotofestival aan, vaak volgens thema (zo veelzijdig dat alles mogelijk blijft), met tientallen, soms zelfs meer dan honderd exposities. Men denkt dat als er veel foto’s zijn, de verplaatsing meer de moeite waard is. Dat is het supermarktidee: creëer ergens buiten de stad veel aanbod, zodat de klant zijn auto kan volladen, zelfs met dingen die hij niet van plan was te kopen. Tegenover die veelheid staat de hoogst persoonlijke band tussen een foto en een mens. Ikzelf heb vooral een relatie met foto’s apart, zonder thema: gewoon ergens een foto, die me boeit, ontroert en een enkele keer ook inpalmt. Het gebeurt gelukkig nooit meer dan één keer per jaar. Al te grote manifestaties en overvolle musea bemoeilijken die relatie. 

Zeker een museum voor fotografie zou lichter en veranderlijker moeten zijn

De criticus en uitgever Leo De Haes schreef ooit: ‘Cultuur is oorlog.’ Het is een strijd tegen de macht van de sterkste, die de media nog sterker maken. Tegen beleidsverantwoordelijken die vooral rekening houden met meetbaar succes. Maar het is ook een strijd voor de waardigheid van elke mens: niet alleen van de fotografen in het museum, maar zeker ook van de bezoekers, die niet betutteld hoeven te worden.

KLEIN EN COMPLEX

Het Antwerpse FotoMuseum heeft zijn zwakke kanten: de inkom is treurig, het fotocafé onbemand, de ontvangst formeel. Ik mis er wel eens het werk van die vele knappe, maar niet zo mediatieke fotografen van deze en vorige generaties. Alles kan beter. Maar ik kom er nog steeds graag. Het liefst alleen, slenterend langs foto’s. Ik lees de teksten op de muren niet, en vraag niet om duiding. Foto’s kleuren mijn wandeling. Ik hou van foto’s van een bescheiden formaat, die me niet overdonderen, maar zich persoonlijk laten ontdekken.

Volgens mij ishet FotoMuseum gewoon te groot, ook letterlijk: de verwachtingen liggen te hoog. Mijn voorstel zou zijn om er stap voor stap een ander soort museum van te maken. Een kleine, maar prachtige vrijplaats. Met meer pittige exposities, zelfs zonder thema. Zo krijg je ook meer bezoekers, als dat het doel is. Zelfs het vaste historische overzicht kan weg: het is al heel mooi te zien in Charleroi. Ik zie het FotoMuseum van de toekomst als een archief- en studiecentrum waar tegelijk kleinere en kortlopende exposities plaatsvinden. Fotografie heeft veel te maken met herkenning, met intimiteit. Die is persoonlijk en complex. Hoe groter het museum en hoe hoger de verwachtingen, hoe minder kansen die complexe herkenning krijgt.

 

INTERVIEW ELVIERA VELGHE: ‘We proberen er het beste van te maken.’

Hoe zie je je taak als conservator ?

‘Ik ben geen conservator, ik ben de directeur van het museum. Een conservator is volgens mij iemand die verantwoordelijk is voor het conserveringsprogramma. Daarvoor hebben we een Hoofd Collectie (Pool Andries, n.v.d.r.). Als directeur is het mijn taak om de budgetten in de gaten te houden, een personeelsbeleid uit te stippelen, een museumvisie te ontwikkelen en uit te voeren, en de taken te coördineren. Ik ben diegene die de supervisie heeft over het museum in al zijn facetten, dus ook aangaande collectieaankopen, structurele werken, tentoonstellingen, alles.’

Jij superviseert dus ook de samenstelling van de exposities ?

‘Dat is iets waarvoor ik me ook wil engageren, ja. Ik kan dat overlaten aan iemand anders in het museum, maar ik ben een ‘museummadam’. Ik wil de link met de collectie behouden. Enkel de zakelijke kant van de zaak invullen, zou ik niet interessant vinden.’

Is dat takenpakket geëvolueerd?

‘De taken verschillen van jaar tot jaar. Toen ik hier aankwam, was het een beetje de kat uit de boom kijken, om te zien hoe alles werkte. Maar vorig jaar was mijn prioriteit extra geld zoeken. We waren veel te laag begroot: het budget was ontoereikend voor de museumwerking. Dit jaar ben ik vooral met het personeelsbeleid bezig. Er zijn een heleboel medewerkers die met pensioen gaan of vervangen moeten worden. Maar toch wil ik er ook echt een prioriteit van maken om de tentoonstellingen te programmeren.’

Waarmee hou je rekening bij het maken van tentoonstellingen?

‘Over een heel jaar bekeken, moet er een mix van verschillende soorten tentoonstellingen zijn, zodat we verschillende doelpublieken bereiken. Ik ben de waakhond. Onze curatoren zijn erg geïnteresseerd in fotografie en neigen van nature meer naar een nichepubliek. Ik zorg ervoor dat iedereen aan zijn trekken komt. Hebben we een thematentoonstelling? Een laagdrempelige tentoonstelling? Een tentoonstelling met internationaal talent? En een met meer lokaal of nationaal talent? Komt onze collectie er voldoende uit? Hebben we iets over jonge Belgische fotografie? Al die facetten moeten in de tentoonstellingsprogrammering zitten. Iedereen kan tentoonstellingsvoorstellen doen – ze worden aangenomen of geweigerd of in de koelkast gestopt. De goede dingen halen we eruit.’

Wat is dat, een ‘goed ding’?

‘Iets wat origineel is, iets met weerhaakjes ook, iets wat de nieuwsgierigheid prikkelt, iets wat een bepaald publiek bereikt en waarvan we weten: daar zal volk op afkomen. Het heeft geen zin om tentoonstellingen te programmeren waarvan we weten dat er geen kat naartoe komt.’

De bovenste verdieping wordt gedeeld met het M HKA?

‘Met het M HKA is afgesproken dat ze er een keer per jaar iets kunnen programmeren. Bij mijn aantreden heb ik erop aangedrongen dat het iets moet zijn met hun en onze collectie. Daar zijn ze op ingegaan, en zo hebben we al twee keer een tentoonstelling gehad met een externe kunstenaar en curator die iets doet met de Collectie Vrielinck. Dat contract met het M HKA loopt tot 2013, en daarna zullen we zien hoe we er verder mee omgaan.’

Welke projecten plan je op middellange termijn?

‘We bereiden de bouw van een “collectietoren” voor: een plan dat om allerlei redenen al jaren op de lange baan is geschoven. Twee aanpalende huizen worden afgebroken en op die plek komt een depot, waar we onze collectie willen conserveren in de allerbeste omstandigheden.’

Het heeft geen zin om tentoonstellingen te programmeren waarvan we weten dat er geen kat naartoe komt

Wat zijn momenteel de grootste problemen voor het FotoMuseum?

‘Ons budget! Vorig jaar deed de provincie nog een mooie geste, maar dat blijft ontoereikend. Er zijn dringend investeringen nodig, niet alleen voor bijvoorbeeld het depot, maar ook voor de tentoonstellingen. Vroeger kwam een fotograaf hier aan met zijn foto’s op de achterbank van zijn Fiatje. Wij lijstten die foto’s in en stelden ze tentoon: dat was het. Nu doen fotografen niets meer gratis, hun fee is enorm gestegen. Alles moet getransporteerd worden in kisten, met gespecialiseerde firma’s en hoge verzekeringskosten. Je werkt nu ook voor elke tentoonstelling samen met een goede scenograaf. Dus ja, alle eisen zijn gewoon hoger. Ons budget is niet meegegroeid, en zo komen we niet alleen in conflict met de fotografen, maar ook met onze eigen middelen.

Een ander probleem is de toekomst van alle provinciale musea. De drie andere musea – het Mode-, het Diamant- en het Zilvermuseum – hebben structurele en huisvestingsproblemen. Wekelijks komen we samen met een stuurgroep om dat op te helderen. Als landelijk erkend museum krijgen we natuurlijk ook nog steun van de Vlaamse overheid, maar ook dat volstaat niet. Het museum draait goed, de tentoonstellingen zijn succesvol en initiatieven vanuit de publiekswerking raken altijd snel uitverkocht. We proberen er het beste van te maken.’

Wat is het grote verschil met een museum van oude kunst zoals het Groeningemuseum?

‘Opnieuw het budget. Het verschil is ongelofelijk. Verder maakt het niet zo veel uit of je een foto of een schilderij moet bewaren. Je moet dat allebei met veel zorg doen. Ik ben geen expert in fotografie, dat zal ik nooit beweren. Daarom zal ik mensen om advies vragen. Maar toch denk ik dat ik bij het beoordelen van foto’s op dezelfde golflengte zit als de experts hier in huis. Het gaat om een soort visuele visie en vorming die je sowieso mee hebt.’

Johan De Vos schreef als fotografierecensent voor onder meer De Morgen, De Standaard en Knack Magazine.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Ik onthoud uit het gesprek

Ik onthoud uit het gesprek met de 'fotomuseummadam' vooral dit: (een goed ding is) ‘iets wat origineel is, iets met weerhaakjes ook, iets wat de nieuwsgierigheid prikkelt, iets wat een bepaald publiek bereikt en waarvan we weten: daar zal volk op afkomen. Het heeft geen zin om tentoonstellingen te programmeren waarvan we weten dat er geen kat naartoe komt.’ Het is een definitie die men in het eerste het beste handboek 'marketing & verkooptechnieken' steevast zal aantreffen. De conclusie en de opdracht is dan simpel: als het markt onderzoek uitwijst dat iets 'prikkel capaciteit' heeft en dus volk zal of kan trekken, dan is het 'goed' en dus pakken we ermee uit. Ik dacht dat een (openbare) culturele instelling/museum een heel andere opdracht had, nl. eerst uitpakken met wat - op grond van kwaliteitscriteria - 'goed' is en dan zien of er veel, weinig dan wel geen volk komt opdagen. Blijft er weinig of geen volk komen dan schort er iets met het 'volk' en/of met de manier van uitpakken maar niet met de goede dingen waarmee men uitpakt. Noem het dan een kwestie/probleem van cultuur beleid/prioriteit en cultuur educatie/promotie.
Verder ben ik van mening dat hedendaagse fotografie (foto's) niet thuis hoort in een 'museum', evenmin als 'hedendaagse kunst' in een museum thuis hoort (het SMAK, bv. is een contradictie zo groot als het gebouw waar het een vast onderdak heeft gekregen). Een foto krijgt maar (culturele/maatschappelijke) zin, betekenis en waarde als hij 'belegen' is (zoals met kaas, in gradaties) en precies om die eigenschap van 'belegenheid' de nieuwsgierigheid/leergierigheid prikkelt. Een foto is en blijft in essentie een 'document', het ene weliswaar al interessanter, expressiever, esthetischer, prikkelender of waardevoller dan het andere. De rol van de foto als actuele informeerder/boodschapper is al lang uitgespeeld en met groot succes overgenomen door het bewegend beeld, met geluid, eerst de pellicule film, dan de TV, vervolgens de video, eerst op cassette, dan op schijf en nu op de multimedia apparaten (de moderne foto apparaten inbegrepen) en op het internet (kranten en magazines inbegrepen). Dat er op het internet (voorlopig) nog zo'n massa foto's te zien is heeft in hoofdzaak te maken met het hedendaags fenomeen van de 'verkunsting' van de fotografie en dan vooral met de zelfbevredigende gedachte dat een foto 'kunst' kan zijn en bijgevolg de fotograaf ook 'kunstenaar'. Dit verklaart meteen ook waarom hedendaagse foto's zo vlotjes in een hedendaags kunst 'museum' belanden, waar ze mijns inziens niet thuis horen maar het is natuurlijk wel een elegante en tegelijk bedrieglijke uitweg voor de kwijnende/uitgestorven rol van de foto als actuele informeerder/boodschapper. Het verklaart tegelijk ook het hier beschreven probleem van - onder meer - het Antwerps 'fotomuseum' en dat probleem is juist dat het in de feiten geen foto-museum meer is maar een plezante 'tuin van hedendaagse kunsten', met alles wat daar bij hoort en rond draait, zoals 'workshops', 'kinder ateliers', 'dag van de fotograaf', 'foto café', 'museum nachten', 'zoektochten' en uiteraard ook alle soorten 'tentoonstellingen' met ronkende Engelse titels, als het maar goed bekt en volk trekt. Het zou dus inderdaad goed en beter zijn dat het 'FoMu' (wat verdacht veel naar 'Foam' en zelfs een beetje naar 'Moma' neigt) terug foto-museum zou worden, kleiner, anders en stiller maar met een deskundig geselecteerd, interessant, gevarieerd, waardevol en wisselend/uitwisselend exposeerbaar foto patrimonium ('belegen' foto's), in de eerste plaats op de eigen Gemeenschap gericht. Als de Gemeenschap daar geen geld en middelen voor veil heeft - ongeacht of er nu veel, weinig of geen volk op af komt - dan kan men beter de 'boite' sluiten, zoals men dat in het Frans zo mooi zegt.

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.