Cinemaximiliaan: beyond the screen

Bijna een jaar nadat Gawan Fagard en Gwendolyn Lootens met een beamer en een projectiescherm naar het Brusselse Maximiliaanpark trokken om een film te tonen aan de wachtende vluchtelingen, is hun pop-up cinema uitgegroeid tot een netwerkpunt: een brug tussen culturele organisaties en nieuwkomers. In al zijn menselijke eenvoud kan het verhaal van Cinemaximiliaan meer culturele organisaties inspireren die ‘iets’ willen doen met vluchtelingen. ‘Je moet echt in het veld staan, oog in oog met de mensen, om hun vertrouwen te winnen.’ 

Het militair domein van Westakkers ligt verscholen achter de naaldbomen voorbij Sint-Niklaas en doet nu voor een deel dienst als asielcentrum. Voorbij de slagbomen vraag ik aan een vader met zijn dochter waar de filmvertoning vanavond doorgaat. ‘Cinema tonight!’, bevestigt hij en wijst me in de juiste richting. Ik ben uitgenodigd voor een filmscreening in het asielcentrum en volg nu de affiches met sierlijk Arabisch schrift die de filmavond aankondigen. Binnen loopt een klein Syrisch jongetje enthousiast achter een geblutst pingpongballetje aan. Syrische en Irakese kinderen zitten op enkele meters van het doek op Zweedse banken naar SpongeBob te staren. Achteraan zit een groepje Afghaanse jongens te wachten tot het kinderuurtje voorbij is.

72_devoeght_cinema 2.jpgGawan Fagard heeft een stapeltje dvd’s bij, die met veel luide discussies van hand tot hand gaan. ‘Er is altijd eerst een zware onderhandelingsronde’, lacht Gwendolyn Lootens. Voorlopig wint Mr. Bean. Iedereen lacht. Het voelt vreemd, omringd door gekwetste mensen naar de grimassen van Rowan Atkinson te kijken. Hun lachen lijkt hun veerkracht te bewijzen, vertel ik mezelf. De volgende keuze op het lijstje is Charlie and the chocolate factory. Na een half uurtje beginnen de jongens achterin te morren. Dan maar de Bollywood-kaskraker PK: een hyperkinetische film omschreven als satirische sciencefiction-komedie, deels gefilmd in Brugge.

Terug buiten ontmoet ik Lebanon. Voorzichtig verdeelt hij de tabak, krult het vloeitje rond de filter en rolt zijn sigaret dicht. Bijna een half jaar geleden kwam hij aan in het Brusselse Maximiliaanpark. Nu is hij samen met vierhonderd andere vluchtelingen ondergebracht in het militair domein Westakkers. Hoewel het ’s avonds nog koud is, is de winter eindelijk voorbij. ‘De kinderen kunnen terug buiten spelen en iedereen is wat meer ontspannen’, legt Lebanon uit in het Engels. Een maand heeft hij erover gedaan om zijn schoenmakersatelier in Irak achter te laten en het Maximiliaanpark te bereiken. Daar kwam hij Lootens en Fagard tegen. Nu helpt hij hen bij het klaarzetten van de zaal voor de screening. Ook de aankondigingen die overal in Westakkers rondhangen, zijn van zijn hand.

Van het Maximiliaanpark…

Hoe het allemaal begon? Aan het einde van de zomer van 2015 trokken Lootens en Fagard naar het Maximiliaanpark in de Noordwijk in Brussel. In hun trolley zat een beamer, een harde schijf, enkele verdeelstekkers en een projectiescherm. ‘Aanvankelijk wilden we gewoon films tonen’, vertelt Fagard zes maanden later op de koffie in hun appartement bij het Zuidstation. ‘Dat het zo’n groot project is geworden, hadden we nooit kunnen voorzien.’

Onder een zeil rolden ze het projectiescherm uit en met een lange verlengkabel kregen ze stroom uit de gemeenschappelijke generator. Het duurde niet lang of de eerste vluchtelingen kwamen nieuwsgierig kijken naar wat er allemaal aan de hand was. De geplande art house films van Fagard moesten al snel wijken voor de eerste van wat ontelbare Mr. Bean-sketches zouden worden. Tientallen gsm’s werden met stekkerdoosjes aan de kabel aangesloten om op te laden. ‘Al die oplichtende schermpjes leken wel een kampvuur waar iedereen rondzat’, vertelt Lootens. Meer nog dan de film zelf bleek vooral het gezellig samenzitten erg belangrijk te zijn.

72_devoeght_mod-370-1-2981.jpgNa de eerste avond in het Maximiliaanpark vroeg iedereen of er de volgende dag opnieuw een filmvertoning zou komen. Samen werd een lijstje opgesteld met films die ze graag wilden zien, en Lootens en Fagard maakten meteen de rest van de week vrij. Voor ze het goed en wel beseften, was Cinemaximiliaan geboren.

Na de ontruiming van het kamp in het park, konden ze terecht in de Maximiliaanhal. Daar was al een uitgebreid burgerplatform opgezet, met een volkskeuken, slaapplaatsen, juridische assistentie, psychologen. Nu gingen ook filmvertoningen deel uitmaken van het vaste aanbod. ‘We begonnen steeds met films voor de kindjes, pas later op de avond voor volwassen.’ Vele asielzoekers waren al maanden onderweg, hadden al die tijd ook geen televisie meer gekeken. ‘De huiselijkheid die de films opriepen, deed iedereen enorm deugd’, vertelt Lootens.

Vanuit de WTC-torens zakten nu ook groepjes Afghaanse jongens af naar de filmvertoningen. De films van Adel Imam werden afgewisseld met Bollywoodproducties, want zelfs in de kleine filmzaal blijft de grote wereld meespreken. ‘De historische spanning tussen Afghanen en Arabieren maakt het helemaal niet zo evident om die twee groepen samen te brengen. Een Afghaan snapt een film uit het Midden-Oosten ook niet.’ Op zulke momenten blijken de Amerikaanse actie-komedies een goede keuze. Ook Charlie Chaplin lijkt iedereen te kunnen smaken. ‘Op avonden dat de groep Afghanen het grootst zijn, blijken die Bollywoodfilms echt een feest. Dan wordt er gezongen en gedanst. Soms laten we de film zelfs voor wat hij is en zetten we enkel de uitbundige eindgeneriek op’, lacht Lootens.

Naar de asielcentra…

Omdat vluchtelingen komen en gaan, en uiteindelijk steeds een plaats toegewezen krijgen in een asielcentrum in afwachting van de behandeling van hun dossier, heeft het netwerk rond Cinemaximiliaan zich razendsnel vertakt. Via Facebook kan iedereen met elkaar in contact blijven, zelfs als ze Brussel hebben verlaten en zijn ondergebracht aan de andere kant van het land. ‘Vanaf het moment dat de eerste mensen vertrokken naar asielcentra, beseften we dat het nog belangrijker is om juist daar de screenings te organiseren’, legt Fagard uit. ‘We konden ook niet langer in de Maximiliaanhal blijven en moesten op zoek naar een andere manier om films te blijven tonen.’

Voor mensen in noodopvang zijn er heel weinig activiteiten. Oude centra hebben nog wel wat faciliteiten, maar in nieuwe, haastig opgetrokken centra is er vaak zelfs geen internet. Toch waren de asielcentra aanvankelijk niet erg happig op het voorstel om Cinemaximiliaan te ontvangen. Begrijpelijk, want zo’n noodopvang leiden is een moeilijke evenwichtsoefening tussen het organiseren van slaapplaatsen, het aanbieden van maaltijden en taallessen, en het opvolgen van doktersbezoeken en administratie: allemaal noodzakelijke plichtplegingen waar een filmavond niet altijd gemakkelijk in te passen valt.

72_devoeght_cinema 3.jpgMaar de screenings kwamen er toch, als kleine afleiding voor het eeuwige wachten op een beslissende uitspraak over een asieldossier, en voor de grote nood bij nieuwkomers om contact te krijgen met de plek waar ze zijn aangekomen. De meesten van hen komen enkel in contact met mensen van het Rode Kruis, professionelen met een – noodzakelijke – bureaucratische buffer. En een asielcentrum ligt al snel op een half uurtje stappen van het dichtstbijzijnde stadje of centrum. Zit je ergens diep in de Ardennen, op het West-Vlaamse platteland of op een of ander terrein in Limburg, dan hou je daar niet echt veel ongedwongen contacten aan over. Daar probeert Cinemaximiliaan dus een brug te slaan. Het simpele gegeven van samen naar een film te kijken beoogt een veel groter doel: mensen dichter bij elkaar brengen, elkaar leren kennen.

En daar stopt het niet. ‘Op een van onze screenings kwam er een Irakese filmmaker naar mij met zijn harde schijf’, vertelt Fagard. Het was het enige tastbare overblijfsel van zijn carrière als documentairemaker in Irak. ‘Hij vroeg of ik er eens naar wilde kijken. Het was sterk werk.’ Zo besloot Cinemaximiliaan om ook filmavonden bij mensen thuis te organiseren, met screenings van werk van nieuwkomers. ‘Voor of na de vertoning wordt er dan uitleg gegeven over de film en zo komt er een gesprek op gang. Dat kan soms erg emotioneel worden.’

En zelfs tot in de cultuursector…

Benieuwd naar het verhaal van zo’n kunstenaar, ontmoet ik Louay Dabous in jazzcafé De Muze in het centrum van Antwerpen. Als jonge fotograaf werkte hij voor het mediateam van het Syrische Rode Kruis vlakbij zijn thuisstad Damascus, tot er geen andere optie meer was om weg te vluchten voor het oorlogsgeweld. Op 6 oktober kwam Dabous aan in Brussel. Fedasiel stuurde hem door naar een asielcentrum bij Hasselt. Pas daar hoorde hij van een vriend over Cinemaximiliaan. ‘Samen gingen we op een avond terug naar het Maximiliaanpark in Brussel en daar ontmoette ik Gawan’, vertelt Dabous. ‘Zo is de bal aan het rollen gegaan. Op een feestje bij Gawan en Gwendolyn thuis maakte ik kennis met nog een heleboel andere gevluchte kunstenaars die zich hier proberen te vestigen als kunstenaar.’

Niet lang nadat Dabous officieel erkend werd als vluchteling, betrok hij een kleine studio in Antwerpen. Via zijn contacten bij Cinemaximiliaan kon hij zijn eerste tentoonstellingen regelen in België. ‘Ik stelde al werk tentoon in Villa Empain en Z33, ga als vrijwillig fotograaf mee op stap voor de Antwerpse buurtkrant van de Zurenborgwijk en bereid nu een expositie in CC Strombeek voor.' Vooral Dabous’ werk voor het Rode Kruis spreekt aan. Bovendien documenteerde hij ook zijn vertrek uit een verscheurd Syrië en zijn aankomst in België als vluchteling: de natte droom van menig curator? ‘Ik begrijp natuurlijk wel dat die foto’s aanspreken, maar ik heb ook nog andere ideeën, hoor.’ Dabous verwoordt de frustratie van wel meer gevluchte kunstenaars. ‘Het is niet omdat ik toevallig een vluchteling ben dat ik enkel nog foto’s wil tonen van andere vluchtelingen; er zijn er al zo veel. Tegelijk doe ik nu wel dingen waarvan ik in Syrië zelfs nooit had kunnen dromen.’

72_devoeght_Gawan Fagard en Gwendolyn Lootens.jpgDat er vanuit de culturele instellingen vraag is naar de kunstenaar-vluchteling, is volgens Els Rochette niet te verwonderen. Met Globe Aroma, een open kunstenhuis in Brussel, biedt zij al veel langer een artistieke vrijplaats aan vluchtelingen en asielzoekers. ‘De culturele sector heeft te laat gereageerd op de nieuwe realiteit, waardoor kunstorganisaties geen netwerk hebben kunnen uitbouwen.’ Niet dat er bij vluchtelingen geen nood was of is om hun artistiek ei kwijt te kunnen, maar zij krijgen geen kans om bij de kunstensector aan te kloppen. ‘Die is op dat vlak veel te veel in zichzelf gekeerd en stelt zichzelf niet genoeg in vraag’, vindt Rochette. Nu er meer vraag is naar een divers aanbod in de kunsten, overspoelt de sector organisaties als Globe Aroma en Cinemaximiliaan met vragen om samen te werken.

Die overvraag merkt ook Fagard op. ‘Er is in de culturele wereld heel veel interesse om “iets” met vluchtelingen te doen, maar het lijkt moeilijk om dat concreet vorm te geven. Je moet echt in het veld staan, oog in oog met de mensen, om hun vertrouwen te winnen.’ Zelf maakt Cinemaximiliaan ondertussen handig gebruik van die interesse om grotere evenementen te organiseren in gerenommeerde cultuurhuizen. ‘Toch moeten we ook dingen weigeren, zodat we ons echt kunnen focussen op de pop-up cinema in asielcentra.’

Ook Rochette is positief over Cinemaximiliaan. ‘Hoe meer diversiteit er in de kunstensector komt, hoe beter, en daar kan Cinemaximiliaan zeker bij helpen.’ Wel voorspelt ze dat het initatief snel nood zal hebben aan meer structurele steun. ‘Crowdfunding is goed om een organisatie op te starten, maar daarna moet er toch op meer regelmatige basis geld ter beschikking komen.’

Ook in de toekomst?

Dat zo’n initiatief moet groeien met crowdfunding, vanuit een soort natuurlijk engagement van burgers, is zowel verontrustend als heel erg bewonderenswaardig.

Een hele tijd later, op het Kunstenfestivaldesarts in Brussel, zie ik de mensen van Cinemaximiliaan terug. Fagard leidt er een panelgesprek over de rol van de kunstenaar in conflictgebieden. Lebanon is er ook. Hij heeft een net pak aan en luistert vanaf de zijlijn naar het gesprek. ‘s Avonds is er nog de filmvoorstelling van Wael Shawky’s The Secrets of Karbala. Het illustreert hoe Cinemaximiliaan van een pop-up cinema is uitgegroeid tot een breed netwerk van vrijwilligers, cinefielen, kunstenaars, filmmakers en een groot aantal nieuwkomers. Cinemaximiliaan organiseert niet enkel meer filmprojecties, maar biedt nu ook een platform voor culturele uitstappen, tentoonstellingen en evenementen met muziek en dans.

Dat zo’n initiatief moet groeien met crowdfunding, vanuit een soort natuurlijk engagement van burgers, is zowel verontrustend als heel erg bewonderenswaardig. Sommige organisaties slagen erin om met (zeer) beperkte middelen een wezenlijk verschil te maken. Cinemaximiliaan is er zo één van. En net daarom zou je niet willen dat dit initiatief even spontaan weer verloren gaat als het is ontstaan. Misschien moet ook de overheid zich daar mee voor engageren?

 

Voor een overzicht van alle activiteiten of voor donaties: http://www.cinemaximiliaan.com/

Lees rond alle culturele initiatieven rond de vluchtelingenkwestie ook dit artikel van Laura Sear.

Teun De Voeght is freelance journalist.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.